Windows-printerstuurprogramma voor Star TSP800II

Deze software is het Windows-printerstuurprogramma voor Star TSP800II.
Door het installeren van het printerstuurprogramma kunt u de standaard afdrukfunctie gebruiken die u in de meeste Windows-toepassingen vindt.

 

Aan de slag

Een printerwachtrij maken

U moet een printerwachtrij maken om de functie van het printerstuurprogramma te gebruiken. U kunt met de volgende procedure een printerwachtrij maken.

 

Zodra de printerwachtrij is gemaakt, kunt u de printerinstellingen wijzigen. Wijzig de printerinstellingen met de volgende procedure.

  1. Open het ‘Configuratiescherm’, en open de map ‘Apparaten en printers’.
  2. Klik met de rechtermuisknop op de printerwachtrij dat u wilt configureren om een snelmenu te openen en klik vervolgens op ‘Eigenschappen van printer’.
  3. Configureer de printerinstellingen door te klikken op 'Afdrukvoorkeuren' op het tabblad 'Algemeen' of gebruik het tabblad 'Apparaatinstellingen'.

U kunt verschillende printerfuncties configureren volgens elke printerwachtrij.

 

Functies van het printerstuurprogramma en instellingen van de afdrukmodus

Uw printerstuurprogramma ondersteunt 'Line' en 'Raster'. Het gebruik van een verschillende 'Print Mode' maakt verschillend gebruik en verschillende functies mogelijk.

Het is mogelijk om grafische gegevens op hoge snelheid af te drukken met de modus 'Raster'. Apparaatlettertypen kunnen echter alleen met de modus 'Line' worden gebruikt.

De beschikbare functies in elke modus zijn hieronder weergegeven. Klik op de koppeling van de functienaam voor een gedetailleerde beschrijving.

ApparaatinstellingenLineRaster
Paper TypeOKOK
Print SpeedOKOK
Print DensityOKOK
Print Position×OK
Reverse Printing×OK
Data Treatment Recover From ErrorOKOK
Top Search×OK
Black Mark Detect at Power OnOKOK
Scaling×OK
Paper CutOKOK
NVLogo afdrukkenOK×
Soft Logo afdrukken×OK
Besturingsfunctie voor externe randapparatuurOKOK

Andere functiesLineRaster
PapierformaatOKOK
AfdrukkwaliteitOKOK
ApparaatlettertypenOK×
Terug naar boven

Gedetailleerde gebruiksinformatie

Apparaatinstellingen

Het tabblad 'Apparaatinstellingen' van het eigenschappenvenster van uw printerwachtrij bevat veel verschillende instellingen. Open het tabblad 'Apparaatinstellingen' met de volgende procedure.

  1. Open het ‘Configuratiescherm’, en open de map ‘Apparaten en printers’.
  2. Klik met de rechtermuisknop op de printerwachtrij dat u wilt configureren om een snelmenu te openen en klik vervolgens op ‘Eigenschappen van printer’.
  3. Klik op het tabblad 'Apparaatinstellingen'.


Opmerking: Sommige functies kunnen niet tegelijkertijd worden geselecteerd.
Als de markering '!' in uw apparaatconfiguratie wordt weergegeven, kunt u dit controleren door de beschrijving van elk item te raadplegen.

De beschrijving van de inhoud voor elke functie wordt hieronder weergegeven.

 

Print Mode

U kunt 'Line' of 'Raster' kiezen voor uw document.
'Raster' is geselecteerd als de standaardinstelling. De functies van het printerstuurprogramma verschillen volgens deze afdrukmodusinstellingen. Voor gedetailleerde informatie, raadpleeg dan de informatie hier.
Wij raden u aan de modus 'Raster' te kiezen voor de USB-interface en de modus 'Line' voor de seriële interface. Zo profiteert u maximaal van de specificatie van uw printer.

Opmerking: Als u de afdrukmodus wijzigt, start u de computer opnieuw op om ervoor te zorgen dat alle toepassingen de nieuwe instelling hebben geregistreerd.

 

Paper Type

U kunt met drie verschillende instellingen voor 'Paper Type' een 'Receipt' van variabele lengte, een 'Ticket' van vaste lengte of een pagina met 'Black Mark' als scheidingstekens afdrukken.
Gebruik de optie 'Receipt' als uw afdruktaken in lengte variëren en u deze direct na de laatste regel wilt afsnijden. (U kunt het papierformaat voor kassabonnen instellen bij Papierformaat.)
Gebruik de optie 'Ticket' als u wilt dat uw afdruktaken een vaste lengte hebben die u via Papierformaat instelt. Het papier wordt afgesneden wanneer het de ingestelde waarde bereikt.
Gebruik de optie 'Black Mark' als u wilt dat de printer het papier afsnijdt op basis van zwarte markering.

 

Print Setting - Speed

Met deze instelling regelt u de snelheid waarmee de printer afdrukt.
In de meeste gevallen kunt u het beste de snelheidsoptie 'High' gebruiken. Wanneer de prioriteit van de afdrukkwaliteit hoger ligt dan die van de afdruksnelheid, moet u de optie 'Low' selecteren.

Opmerking: Wanneer u de instelling voor hoge resolutie (Afdrukkwaliteit) selecteert, is deze instelling niet beschikbaar.

 

Print Setting - Density

Met deze instelling regelt u hoe donker de printer afdrukt.
In de meeste gevallen kunt u het beste de optie 'Standard' gebruiken. Als u lichter wilt afdrukken, past u de waarde aan naar '-1' , '-2' of '-3'. Als u donkerder wilt afdrukken, past u de waarde aan naar '+1' , '+2' of '+3'.

 

Print Setting - Details - Print Position

Deze instelling bepaalt de afdrukpositie.
U kunt opgeven welk deel van het afdrukgebied moet worden afgedrukt als een papier (inclusief Star Thermal 112mm x A4-, Star Thermal 4inch x Letter-formaat) is ingesteld op een hogere waarde dan de maximale papierbreedte of als het afdrukgebied verschilt van het papierformaat, wanneer iets anders dan 100% is ingesteld voor de schaalfactor.
Om de papierbreedte af te drukken vanaf de linkerrand van het afdrukgebied, selecteert u 'Left'. Om de papierbreedte af te drukken vanaf het midden van het afdrukgebied, selecteert u 'Center'. Om de papierbreedte af te drukken vanaf de rechterrand van het afdrukgebied, selecteert u 'Right'.

Het papier wordt uitgelijnd op het minimale vooraf gedefinieerde papierformaat dat plaats biedt voor het afdrukgebied, berekend op basis van de opgegeven schaalfactor en het papierformaat.

Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de instelling Print Mode op 'Raster' is ingesteld.

 

Print Setting - Details - Reverse

Stel de instelling 'Reverse Print' in op 'Enable' om ondersteboven af te drukken.

Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de instelling Print Mode op 'Raster' is ingesteld.

 

Print Settings - Details - Data Treatment Recover From Error

Wanneer de fout optreedt, kunt u de onafgedrukte gegevens die al naar de printer zijn gestuurd zoals hieronder verwerken.
Als u de onafgedrukte gegevens wilt annuleren na herstel van de fout, selecteert u 'Clear Data By Document' en schakelt u het selectievakje 'Ondersteuning in twee richtingen inschakelen' op het tabblad 'Poorten' van 'Printereigenschappen' in.
Als u de onafgedrukte gegevens voortdurend wilt afdrukken na herstel van de fout, selecteert u 'Store Data' en schakelt u het selectievakje 'Ondersteuning in twee richtingen inschakelen' uit.

 

Print Settings - Details - Top Search

Als u deze functie instelt op 'Enable', voert de printer het papier terug vóór het afdrukken, waardoor de niet-afdrukbare bovenmarge wordt geminimaliseerd.

Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de instelling Print Mode op 'Raster' is ingesteld en de instelling 'Page Cut Type' of 'Document Cut Type' op 'Full Cut' of 'Tear Bar' is ingesteld.

 

Print Settings - Black Mark - Detect at Power On

Wanneer u papier met zwarte markering wilt gebruiken, stelt u de instelling 'Paper Type' in op 'Black Mark'.

Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de instelling Paper Type op 'Black Mark' is ingesteld.

 

Scaling - Factor

Deze instelling regelt het vergrotings- of verkleiningspercentage.
U kunt een schaalfactor instellen tussen 20% en 200%.
U kunt afdrukken op een papiersoort met een breedte van 72mm als de schaalfactor is ingesteld op 70% voor een paginabreedte van 104mm.

Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de instelling Print Mode op 'Raster' is ingesteld.
Als ook Soft Logo tegelijk wordt gebruikt, wordt deze instelling niet toegepast op het soft logo.

 

Paper Cut - Page Cut Type

Met de instelling 'Page Cut Type' regelt u het afsnijden van alle pagina's van uw afdruktaak, behalve de laatste.
Als u niet wilt dat de pagina's van uw document worden afgesneden, kiest u de optie 'No Cut'. Wanneer u wilt dat uw afdruktaak gedeeltelijk wordt afgesneden, kiest u 'Partial Cut'. Wanneer u wilt dat uw afdruktaak volledig wordt afgesneden, kiest u 'Full Cut'.

 

Paper Cut - Document Cut Type

Met de instelling 'Document Cut Type' regelt u het afsnijden van de laatste pagina van uw afdruktaak.
Als u niet wilt dat uw afdruktaak wordt afgesneden, kiest u de optie 'No Cut'. Wanneer u wilt dat uw afdruktaak gedeeltelijk wordt afgesneden, kiest u 'Partial Cut'. Wanneer u wilt dat uw afdruktaak volledig wordt afgesneden, kiest u 'Full Cut'. Als u wilt dat uw afdruktaak naar de afscheurstrip wordt doorgevoerd (en niet wordt afgesneden), kiest u de optie 'Tear Bar'.

 

NVLogo

NVLogo is een functie die logogegevens die werden geregistreerd in de printer met de logoregistratiefunctie van het printerhulpprogramma, afdrukt op pagina's of documenten.
Voordat u deze instelling start, moet u het logo op de printer registreren. Raadpleeg Hulp bij logo's opslaan voor printerhulpprogramma voor meer informatie.

Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de instelling Print Mode op 'Line' is ingesteld.

 

NVLogo - Document Top

Dit bepaalt de positie en gegevens van een logo als u het bovenaan op een document wilt afdrukken.
Om een logo links uitgelijnd af te drukken, selecteert u 'Left'. Om het logo gecentreerd af te drukken, selecteert u 'Center'. Om het logo rechts uitgelijnd af te drukken, selecteert u 'Right'. U kunt ook het nummer van de logogegevens die moeten worden afgedrukt, instellen in 'Registration Number'.
Elk logo dat u hier kiest wordt bovenaan de eerste pagina van het document afgedrukt.
Als u 'No Use' selecteert, wordt het logo niet afgedrukt bovenaan op het document.

 

NVLogo - Page Top

Dit bepaalt de positie en gegevens van een logo als u het bovenaan op een pagina wilt afdrukken.
Om een logo links uitgelijnd af te drukken, selecteert u 'Left'. Om het logo gecentreerd af te drukken, selecteert u 'Center'. Om het logo rechts uitgelijnd af te drukken, selecteert u 'Right'. U kunt ook het nummer van de logogegevens die moeten worden afgedrukt, instellen in 'Registration Number'.
Elk logo dat u hier kiest wordt bovenaan de pagina afgedrukt.
Als u 'No Use' selecteert, wordt het logo niet afgedrukt bovenaan op de pagina.

 

NVLogo - Page Bottom

Dit bepaalt de positie en gegevens van een logo als u het onderaan op een pagina wilt afdrukken.
Om een logo links uitgelijnd af te drukken, selecteert u 'Left'. Om het logo gecentreerd af te drukken, selecteert u 'Center'. Om het logo rechts uitgelijnd af te drukken, selecteert u 'Right'. U kunt ook het nummer van de logogegevens die moeten worden afgedrukt, instellen in 'Registration Number'.
Elk logo dat u hier kiest wordt onderaan de pagina afgedrukt.
Door dit te configureren met de optie 'No Use', wordt het logo niet afgedrukt onderaan op de pagina.

 

NVLogo - Document Bottom

Dit bepaalt de positie en gegevens van een logo als u het aan het einde van het document wilt afdrukken.
Om een logo links uitgelijnd af te drukken, selecteert u 'Left'. Om het logo gecentreerd af te drukken, selecteert u 'Center'. Om het logo rechts uitgelijnd af te drukken, selecteert u 'Right'. U kunt ook het nummer van de logogegevens die moeten worden afgedrukt, instellen in 'Registration Number'.
Elk logo dat u hier kiest wordt onderaan de laatste pagina van het document afgedrukt.
Als u 'No Use' selecteert, wordt het logo niet afgedrukt aan het einde van het document.

 

Soft Logo

Soft Logo is een functie waarmee gegevens die op een pc zijn opgeslagen, als een logo worden afgedrukt op een document of pagina.
Deze functie slaat de afgedrukte uitvoer van de printer op als gegevens zodat u dit kunt gebruiken als logo. Met dit printerstuurprogramma, worden de logogegevens die met deze methode zijn gemaakt, SRL-gegevens genoemd.
U kunt ook BMP-gegevens die op een pc zijn opgeslagen, als logo gebruiken.

Hiermee kunt u de gegevens die door Soft Logo worden gebruikt, zelf gebruiken door ze op te slaan in een map op een opgegeven locatie (Opstartstation:/Star/(naam afdrukwachtrij)/StarRasterLogoData/) telkens wanneer de gegevens worden afgedrukt. Om ze te gebruiken als BMP-gegevens, slaat u de bestandsnaam op met een volgnummer, te beginnen vanaf 0.

Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de instelling Print Mode op 'Raster' is ingesteld.
Als u SRL-gegevens gebruikt, mag u de instellingen voor Afdrukkwaliteit niet wijzigen wanneer u gegevens maakt of gebruikt.
BMP-gegevens kunnen evenmin worden gebruikt met de instelling voor hoge resolutie (Afdrukkwaliteit).

 

Soft Logo

Soft Logo is een functie waarmee gegevens die op een pc zijn opgeslagen, als een logo worden afgedrukt op een document of pagina.
Deze functie slaat de afgedrukte uitvoer van de printer op als gegevens zodat u dit kunt gebruiken als logo.
U kunt ook BMP-gegevens die op een pc zijn opgeslagen, als logo gebruiken.

Hiermee kunt u de gegevens die door Soft Logo worden gebruikt, zelf gebruiken door ze op te slaan in een map op een opgegeven locatie (Opstartstation:/Star/(naam afdrukwachtrij)/StarRasterLogoData/) telkens wanneer de gegevens worden afgedrukt. Om ze te gebruiken als BMP-gegevens, slaat u de bestandsnaam op met een volgnummer, te beginnen vanaf 0.

Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de instelling Print Mode op 'Raster' is ingesteld.
Het kan niet worden gebruikt met de instelling voor hoge resolutie (Afdrukkwaliteit).

 

Soft Logo - Mode

Als u 'Generate - ...' selecteert wanneer de logogegevens zijn ingesteld en vervolgens de inhoud die u wilt omzetten in een logo afdrukt, worden dezelfde gegevens als de afgedrukte uitvoer in BMP-formaat opgeslagen in een map op een opgegeven locatie telkens wanneer de gegevens worden afgedrukt.
U kunt de afgedrukte uitvoer van meerdere pagina's opslaan als meerdere delen van de logogegevens. Als de logogegevens worden opgeslagen wanneer de BMP-gegevens al zijn opgeslagen, worden de opgeslagen BMP-gegevens verwijderd en overschreven door de nieuwe logogegevens.
Klik op de knop 'Test Print' om alle BMP-gegevens af te drukken die zijn opgeslagen in de map die u hebt opgegeven op het ogenblik waarop u 'Generate - ...' hebt geselecteerd.

Als u 'Print Mode' selecteert, wordt de Soft Logo-afdruk altijd uitgevoerd wanneer logogegevens worden ingesteld.

 

Soft Logo - Document Top

Als u 'All - BMP' selecteert, worden alle BMP-gegevens in de map 'StartDoc' op de opgegeven locatie afgedrukt bovenaan het document. Als u 'Sequential - BMP' selecteert, worden alle BMP-gegevens in de map 'StartDoc' opeenvolgend op de opgegeven locatie afgedrukt bovenaan het document.
Als u 'No Use' gebruikt, wordt Soft Logo-afdruk niet uitgevoerd bovenaan het document.

 

Soft Logo - Page Top

Als u 'All - BMP' selecteert, worden alle BMP-gegevens in de map 'StartPage' op de opgegeven locatie afgedrukt bovenaan de pagina. Als u 'Sequential - BMP' selecteert, worden alle BMP-gegevens in de map 'StartPage' opeenvolgend op de opgegeven locatie afgedrukt bovenaan de pagina.
Als u 'No Use' gebruikt, wordt Soft Logo-afdruk niet uitgevoerd bovenaan de pagina.

 

Soft Logo - Page Bottom

Als u 'All - BMP' selecteert, worden alle BMP-gegevens in de map 'StartPage' op de opgegeven locatie afgedrukt onderaan de pagina. Als u 'Sequential - BMP' selecteert, worden alle BMP-gegevens in de map 'EndPage' opeenvolgend op de opgegeven locatie afgedrukt onderaan de pagina.
Als u 'No Use' gebruikt, wordt Soft Logo-afdruk niet uitgevoerd onderaan de pagina.

 

Soft Logo - Document Bottom

Als u 'All - BMP' selecteert, worden alle BMP-gegevens in de map 'EndDoc' op de opgegeven locatie afgedrukt aan het einde van het document. Als u 'Sequential - BMP' selecteert, worden alle BMP-gegevens in de map 'EndDoc' opeenvolgend op de opgegeven locatie afgedrukt aan het einde van het document.
Als u 'No Use' gebruikt, wordt Soft Logo-afdruk niet uitgevoerd aan het einde van het document.

 

Peripheral Unit 1 - Type

Uw printer kan twee verschillende types randapparaten bedienen, ofwel een 'Buzzer', ofwel een 'Cash Drawer'.
Als er geen randapparaat 1 is aangesloten op uw printer, kunt u deze instelling en zijn opties negeren. (Deze configuratie wordt genegeerd.)

Opmerking: Als u de zoemer niet als randapparaat 1 (bijvoorbeeld Kassalade, enz.) gebruikt, mag u nooit de optie 'Buzzer' kiezen.
Anders kan het aangesloten randapparaat permanent worden beschadigd.

 

Peripheral Unit 1 - Timing

De printer kan het randapparaat dat u hebt aangesloten op circuit nummer 1 op verschillende tijdstippen activeren tijdens het afdrukken van documenten.
Kies de optie 'Document Top' om uw randapparaat slechts eenmaal te activeren voordat het afdrukken begint. Kies de optie 'Page Top' om uw randapparaat te activeren voordat het afdrukken van elke pagina begint. Kies de optie 'Page Bottom' om uw randapparaat te activeren nadat het afdrukken van elke pagina is voltooid. Kies de optie 'Document Bottom' om uw randapparaat eenmaal te activeren nadat het afdrukken is voltooid.

Opmerking: Als u geen randapparaat 1 op uw printer hebt aangesloten, kiest u de optie 'No Use'.

 

Peripheral Unit 1 - Cash Drawer - Pulse Width

Als u een kassalade als randapparaat 1 hebt aangesloten, kunt u de activeringspuls via deze instelling regelen.
Verschillende kassaladen vereisen verschillende pulsbreedten. Kies uit de verschillende opties totdat uw kassalade betrouwbaar opent.

 

Peripheral Unit 1 - Buzzer - On Time

Als u een zoemer hebt aangesloten op uw randapparaat 1, kunt u de duur van de beltoon via deze instelling regelen.
Selecteer een geschikte duur voor de toepassing die u gebruikt. Kies de tijdsduur die het beste aansluit bij uw toepassing: langer voor meer aandacht of korter voor minder storing.

 

Peripheral Unit 1 - Buzzer - Off Time

Als u een zoemer hebt aangesloten als uw randapparaat 1, kunt u de duur tussen de tonen via deze instelling regelen.
Deze instelling kan de duur tussen de tonen van randapparaat 1 regelen wanneer herhaald bellen is opgegeven. Korter voor snelle reeksen of langer voor meer over de tijd verdeelde reeksen.

 

Peripheral Unit 1 - Buzzer - Repeat

Als u een zoemer hebt aangesloten als randapparaat 1, kunt u het aantal tonen dat de zoemer per activering uitzendt, configureren.

Ongeacht het aantal tonen dat u hebt geconfigureerd, kunt u de zoemer stoppen door op de toets 'FEED' te drukken.

 

Peripheral Unit 2 - Type

Uw printer kan twee verschillende types randapparaten bedienen, ofwel een 'Buzzer', ofwel een 'Cash Drawer'.
Als er geen randapparaat 2 is aangesloten op uw printer, kunt u deze instelling en zijn opties negeren. (Deze configuratie wordt genegeerd.)

Opmerking: Als u de zoemer niet als randapparaat 2 (bijvoorbeeld Kassalade, enz.) gebruikt, mag u nooit de optie 'Buzzer' kiezen.
Anders kan het aangesloten randapparaat permanent worden beschadigd.

 

Peripheral Unit 2 - Timing

De printer kan het randapparaat dat u hebt aangesloten op circuit nummer 2 op verschillende tijdstippen activeren tijdens het afdrukken van documenten.
Kies de optie 'Document Top' om uw randapparaat slechts eenmaal te activeren voordat het afdrukken begint. Kies de optie 'Page Top' om uw randapparaat te activeren voordat het afdrukken van elke pagina begint. Kies de optie 'Page Bottom' om uw randapparaat te activeren nadat het afdrukken van elke pagina is voltooid. Kies de optie 'Document Bottom' om uw randapparaat eenmaal te activeren nadat het afdrukken is voltooid.

Opmerking: Als u geen randapparaat 2 op uw printer hebt aangesloten, kiest u de optie 'No Use'.

 

Peripheral Unit 2 - Cash Drawer - Pulse Width

Als u een kassalade gebruikt als randapparaat 2, wordt de pulsbreedte vast ingesteld op '200 milliseconds'.

 

Peripheral Unit 2 - Buzzer - On Time

Als u een zoemer hebt aangesloten op uw randapparaat 2, kunt u de duur van de beltoon via deze instelling regelen.
Selecteer een geschikte duur voor de toepassing die u gebruikt. Kies de tijdsduur die het beste aansluit bij uw toepassing: langer voor meer aandacht of korter voor minder storing.

 

Peripheral Unit 2 - Buzzer - Off Time

Als u een zoemer hebt aangesloten als uw randapparaat 2, kunt u de duur tussen de tonen via deze instelling regelen.
Deze instelling kan de duur tussen de tonen van randapparaat 2 regelen wanneer herhaald bellen is opgegeven. Korter voor snelle reeksen of langer voor meer over de tijd verdeelde reeksen.

 

Peripheral Unit 2 - Buzzer - Repeat

Als u een zoemer hebt aangesloten als randapparaat 2, kunt u het aantal tonen dat de zoemer per activering uitzendt, configureren.

Ongeacht het aantal tonen dat u hebt geconfigureerd, kunt u de zoemer stoppen door op de toets 'FEED' te drukken.

 

Papierformaat

Dit stuurprogramma biedt u verschillende vooraf gedefinieerde papierformaten.
U kunt ook aangepaste papierformaten maken met een door de gebruiker gedefinieerd papierformaat via de afdrukwachtrij van Windows.
Elk papierformaat wordt gedefinieerd met een specifieke breedte en hoogte die het afdrukbare gebied aanduidt. U hoeft geen marges aan te brengen in uw documenten.
De papierformaten met het woord 'Receipt' (kassabon) in de naam zijn bedoeld voor afdruktaken met variabele lengten, zoals kassabonnen. Wanneer u dit papierformaat gebruikt, dient u de optie 'Receipt' van de instelling Paper Type te gebruiken.

De configuratie van het papierformaat kan worden gewijzigd volgens de huidige configuratie van de toepassingen die u gebruikt.
Als er in uw toepassing geen configuratie is voor papierformaat, gebruikt u de volgende instelling. Het configureren van dezelfde waarde op 3 locaties wordt aanbevolen.

  1. Open het ‘Configuratiescherm’, en open de map ‘Apparaten en printers’.
  2. Klik met de rechtermuisknop op de printerwachtrij dat u wilt configureren om een snelmenu te openen en klik vervolgens op ‘Eigenschappen van printer’.
  3. Klik op de knop 'Afdrukvoorkeur...' op het tabblad 'Algemeen' en vervolgens op de knop 'Geavanceerd...' op het tabblad 'Opmaak' van het nieuwe venster. Vervolgens ziet u de instelling 'Papierformaat' - kies hier dezelfde optie voor papierformaat.
  4. Selecteer de optie 'WRIJVING' in de aftakking 'Toewijzing van formaat aan papierlade' van de 'Apparaatinstelling'.
  5. Klik op de knop 'Afdrukvoorkeur...' op het tabblad 'Algemeen' en vervolgens op de knop 'Geavanceerd...' op het tabblad 'Opmaak' van het nieuwe venster. Vervolgens ziet u de instelling 'Papierformaat' - kies hier dezelfde optie voor papierformaat.

 

Vooraf gedefinieerd papierformaat

De vooraf gedefinieerde papierformaten die door het stuurprogramma voor de TSP800II worden ondersteund, worden hieronder weergegeven.

ConfiguratiewaardeStandaardwaardeAfdrukbreedteLengte
104mm x 200mm104 mm200 mm
104mm x Receipt104 mm3.000 mm
72mm x 200mm72 mm200 mm
72mm x Receipt72 mm3.000 mm
Star Thermal 112mm x A4104 mm297 mm
Star Thermal 4inch x Letter104 mm11 inch

Opmerking: Als u een Star Thermal 112mm x A4- of Star Thermal 4inch x Letter-formaat gebruikt, wordt het deel buiten de afdrukbreedte afgesneden.
U kunt Scaling gebruiken om een verkleinde afdruk te maken van het Star Thermal 112mm x A4- of Star Thermal 4inch x Letter-formaat zonder iets te verliezen.

 

Door gebruiker gedefinieerde papierformaten maken

Als u door gebruikers gedefinieerde papierformaten wilt maken, kunt u de Windows-functie Printerwachtrij gebruiken en de onderstaande procedure volgen.

  1. Open het ‘Configuratiescherm’, en open de map ‘Apparaten en printers’.
  2. Selecteer de printer die u wilt configureren, en klik op ‘Eigenschappen van server’ in het menu.
  3. Klik op het tabblad 'Papier'.
  4. Klik op het selectievakje 'Nieuw formulier maken'.
  5. Typ een nieuwe naam in het vak 'Formuliernaam'.
  6. Klik op 'Eenheden' in de 'Formulierbeschrijving' en voer de gewenste waarde in 'Breedte' en 'Hoogte' voor het 'Papierformaat' in.
  7. Klik op de knop 'Formulier opslaan' en klik op 'Sluiten' om te voltooien.

 

De volgende papierformaten worden door het printerstuurprogramma van de TSP800II ondersteund.
Het door gebruikers gedefinieerde papierformaat valt binnen het volgende bereik.

PapierbreedteMinimale waarde25,4 mm
Maximale waarde104 mm
PapierhoogteMinimale waarde25,4 mm
Maximale waarde3276,7 mm

 

Afdrukkwaliteit

Dit printerstuurprogramma biedt de mogelijkheid om de afdrukkwaliteit te wijzigen om de afdrukresolutie te wijzigen.
U kunt dit configureren in het dialoogvenster 'Print Mode' door de instelling 'Raster' te kiezen.

Hier volgt de procedure.

  1. Open het ‘Configuratiescherm’, en open de map ‘Apparaten en printers’.
  2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printerwachtrij waarvan u de afdrukkwaliteit wilt wijzigen en klik op 'Afdrukvoorkeuren'.
  3. Selecteer het tabblad 'Opmaak' en klik op de knop 'Geavanceerd'.
  4. U kunt de afdrukkwaliteit configureren in het gedeelte 'Grafisch'.

U kunt kiezen uit de volgende opties.

ConfiguratiewaardeStandaardwaardeDetails
203 x 406 dots per inchAfdrukken 203 dpi (breedte) 406 dpi (hoogte).
203 x 203 dots per inchAfdrukken 203 dpi (breedte) 203 dpi (hoogte).

 

Apparaatlettertypen (printer-, streepjescode- en besturingslettertypen)

Uw printer ondersteunt een reeks printerlettertypen en lettertypen voor streepjescodes. Deze lettertypen zijn in uw printer ingebouwd en te selecteren vanuit uw toepassing.
U kunt deze typen gebruiken wanneer de optie 'Print Mode' is ingesteld op de instelling 'Line'.

Met apparaatlettertypen kunt u zowel hoge afdrukkwaliteit als afdruksnelheid krijgen. Met de lettertypen voor streepjescodes kunt u streepjescodes afdrukken door een van de deze lettertypen toe te passen op het gedeelte van uw document waarin de opmaak en gegevens van de streepjescode worden beschreven. Met het besturingslettertype kunt u verschillende aspecten van het gedrag van de printer beheren, waarbij specifieke gedragingen die aan specifieke tekens zijn toegewezen met het besturingslettertype.

Klik hier om een andere helppagina te openen waarin deze lettertypen uitgebreider worden beschreven.

 

Besturingsomgeving

Ondersteunde modellen

TSP800II

 

Systeemvereisten

Windows 7 (32-bits/64-bits)
Windows 8 (32-bits/64-bits)*
Windows 8.1 (32-bits/64-bits)*
Windows 10 (32-bits/64-bits)*

* Raadpleeg de Installation Manual voor details.

 

Juridische informatie

Copyright © 2018 Star Micronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.